De informatiesamenleving: geven en nemen

In de trein van werk terug naar huis overzag ik een handvol medereizigers, die allen hun hoofd licht naar beneden gebogen hadden. Ze waren allemaal met hetzelfde bezig: informatie tot zich nemen. Sommigen keken op hun smartphone, anderen op het scherm van hun laptop of de pagina’s van een boek of krant, en verwerkten de letters en figuren.

Informatie is zo oud als het leven: zelfs het eenvoudigste organisme heeft enige mate van zintuiglijkheid en past het metabolisme aan afhankelijk van behoefte en omgeving. Die informatieverwerking verschilt niet wezenlijk van dat van de mens. Als meest complexe diersoort is de mens wel het meest bezig met informatie, vergeleken met andere aardbewoners. Taal en spraak zijn daar slechts (indrukwekkende) voorbeelden van.

Het lijkt me daarom niet terecht, en is ook niet mijn bedoeling, om een extatisch verhaal te houden over een informatierevolutie van de 21e eeuw. Ook vóór het internet was informatie van enorm economisch en maatschappelijk belang voor de mens. Toch vindt er een kentering plaats in de manier waarop informatie beschikbaar en inzetbaar is. Luister bijvoorbeeld even naar één van mijn voormalige scriptiebegeleiders, Ruben Huele van het Centrum voor Milieuwetenschappen Leiden. Gezien het onderwerp – informatie en ‘digitale vaardigheden’ – had het filmpje wat professioneler gemogen (geniet vooral even van de laatste halve minuut), maar informatief is het filmpje zeker. (N.B. ‘Netlogo’, waar Huele het halverwege over heeft, is een modelleerprogramma.)

Er vindt – en daar maakte Huele net al een opstapje toe – ook een kentering plaats in de manier waarop informatie een rol speelt in onze economie. In plaats van ‘glijmiddel’ voor het economisch verkeer, waarin goederen en diensten centraal staan, lijkt informatie steeds meer zélf het doel te worden. De groei van Web 2.0 (of 3.0, of een ander getal van boven de één naar keuze) is enorm, en veel meer solide dan de dotcombubbel van de millenniumwisseling. Niemand weet waar het precies heen gaat; in die zin is ook deze informatie-explosie er een die een zeepbel kan blijken te zijn. Ditmaal is echter sprake van een brede, ragfijn vertakte ontwikkeling van technologie en creativiteit, in plaats van het kwetsbaar gebleken, ‘smalle’ pioniersoptimisme van ruim tien jaar gelden. Met Nina Brink achter de rug staat er nu echt wat serieus in de steigers.

Internet en digitale informatie hebben zich dus in het hart van de samenleving gewurmd. Ze hebben zich ook in het hart van de burger weten te positioneren. De rijen die ontstaan als een nieuwe iPhone in de verkoop gaat, zegt net zoveel over de materiële gadgetcultuur als de immateriële verstrengeling van het persoonlijke leven met online sociale activiteiten.

Want ons persoonlijke leven gaat digitaal. Ik vermoed dat, bij duurder wordende grondstoffen en goedkoper wordende dataopslag, men geleidelijk tastbare memorabilia door digitale vervangt. Alleen unieke spullen, of spullen waar bijzondere herinneringen aan kleven of identiteit aan wordt ontleend, blijven in bezit. De rest vind je in je ‘portable device’. Een trend die nu al overduidelijk is, is dat persoonlijke momentopnames zoals foto’s alleen nog maar digitaal worden bewaard. Ook muziek en films worden verspreid via iTunes in plaats van de videotheek. Ze worden bovendien steeds vaker gehuurd in plaats van verkocht. Zowel amusementsartikelen als persoonlijke documenten en foto’s worden bovendien in de ‘cloud’ opgeslagen – op anonieme datacentra, in plaats van op je eigen harde schijf. Digitalisering betekent de afname van persoonlijk bezit.

In het geval van giganten als facebook krijgt (gebruikers)informatie zelfs de rol van betaalmiddel: facebook is gratis in termen van geld, maar je betaalt wel door het afstaan van waardevolle informatie voor adverteerders. Het medium maakt het bovendien zeer laagdrempelig om te adverteren: u kunt het ook. (Ik raad het alleen wel af, want facebook is (nog) niet zo goed in adverteren.)

Overigens gaan veel van die advertenties toch weer over spullen. Het internet draait nog altijd meer op advertentie-inkomsten dan de inkomsten uit informatiediensten zelf. Het marktmodel van de informatiesamenleving rammelt dus nog. Alle serieuze kranten hebben bijvoorbeeld geïnvesteerd in serieuze websites omdat de papieren oplage steeds verder afneemt, maar weten op het web nauwelijks betalende lezers te versieren. Onlangs besloot de Braziliaanse krantenbranche haar inhoud voor Google ontoegankelijk te maken. Google neemt ongevraagd de koppen en eerste zinnen over en laat de oorspronkelijke nieuwssites advertentie-inkomsten mislopen. De zoekgigant heeft zich namelijk gerealiseerd dat internetters via een zoekmachine naar andere sites doorsluizen wel aardig verdient. Maar zoekers direct van relevante informatie over de trefwoorden voorzien, veel meer. Google werkt dus met man en macht aan nieuwe trucs om informatie ‘out there’ te interpreteren en zelf aan bezoekers voor te schotelen.

Over het wel en wee van ‘vindbaarheid op Google’ valt te twisten, maar in mijn ogen is een belangrijke kwetsbaarheid blootgelegd. Degene die informatie online zet, neemt een risico: informatie genereren en publiceren kost tijd en geld. Als een andere partij die informatie beter kan weergeven en ontsluiten dan de informatiebron, komt die als ‘winnaar’ uit de bus: die site trekt de bezoekers c.q. potentiële kopers van geadverteerde producten. Primaire informatie aanmaken is dus een kostbaarder aangelegenheid dan het in dienst nemen van een paar nerds die die informatie slim kunnen ‘jatten’.

Zelf richt ik mijn vizier op een ander type ontwikkeling op het web. Zo hoop ik dat communicatietechnologie ons in staat zal stellen de economie intelligenter te laten omspringen met grondstoffen en energie. Afgedankte spullen vinden hun weg naar nieuwe gebruikers via Marktplaats en de slimmere opvolgers die ik daarvan verwacht. Peerby is bijvoorbeeld een app waarbij buurtbewoners elkaars spullen kunnen lenen. En als iets kapot gaat, houd je nog waardevolle grondstoffen over. Nu raak je je oude troep nog lastig kwijt, maar in een mum van tijd zullen er nuttige vraag-en-aanbodsites ontstaan. Hoog tijd om de informatierevolutie te gebruiken voor de goede zaak.


Posted

in

by

Comments

3 reacties op “De informatiesamenleving: geven en nemen”

  1. Joris van Lienen

    ‘’Digitalisering betekent de afname van persoonlijk bezit’’; dat vind ik een hele mooie inderdaad. Maar betekend de digitalisering ook niet een toenemende vraag naar schaarse (en ‘’schaars-wordende’’) grondstoffen? Dus wordt het probleem van grondstofschaarste niet opgeschoven naar andere grondstoffen? Bijv. de expansief stijgende vraag naar het relatief schaarse lithium. Van lithium worden accu’s gemaakt, en die zijn essentieel voor de digitalisering. Maar laat nou lithium een stuk schaarser zijn dan hout ed.

    1. Socrates

      Enerzijds zijn er steeds meer metalen nodig voor datacentra en slurpen die steeds meer energie. Anderzijds neemt de dichtheid waarmee informatie kan worden opgeslagen steeds verder toe; dus meer bits en bytes per hoeveelheid materiaal. Ik ben benieuwd wat er wint. ;)
      Zorgwekkender is wat ons te wachten staat met duurzame energie. Olie is een heel geconcentreerde energievorm die makkelijk te verschepen en verbranden is. Duurzame bronnen zijn echter diffuus: je hebt veel zonnecellen en windmolens nodig om een noemenswaardige hoeveelheid energie te oogsten. Die technologieën zijn bovendien een stuk ingewikkelder en maken gebruik van veel (schaarse) grondstoffen. Lithium voor accu’s noemde je al, maar ook bijzondere metalen die zonnecellen efficiënt maken, en neodymium voor de magneten in windmolens. Het instituut waar Ruben Huele van afkomstig is, heeft hierover gepubliceerd onder de noemer “Sustainability Linkages”. Ik denk dat ik daar nog wel over kom te schrijven!

  2. Tjipke

    Helder verhaal, Ben benieuwd naar het vervolg.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.