Gefeliciteerd! We zijn nu met z’n zeven miljarden op aarde. Volgens tellingen van de VN is het zevende miljard vandaag bereikt, maandag 31 oktober 2011. Toen ik vorig jaar mijn scriptie schreef en iets over de groei van de wereldbevolking kwijt moest, was ‘eind oktober 2011’ al de voorspelling. Het leek me al leuk als het precies met mijn verjaardag, 30 oktober, zou samenvallen. Welnu, een dagje later, ook prima.
Maar even serieus. Zeven miljard, and still ‘growing strong’. Hoe zit het eigenlijk met overbevolking en schaarste van grondstoffen en duurzaamheid? Dat laatste woord wordt intussen veel gebezigd in de communicatie van elke zichzelf respecterende organisatie, of het nu een politieke partij of een commercieel bedrijf is. Maar om duurzaamheid in verband te brengen met een maximale omvang van de mensheid, is een stuk minder populair. Binnen GroenLinks werd het een paar keer geprobeerd, de laaste keer op een congres in (ik meen) 2009 in de vorm van een motie van Quintijn Hoogenboom. Deze haalde het bij lange na niet, want hiermee werd volgens het partijbestuur een veel te negatieve draai gegeven aan een thema dat GroenLinks juist pósitief wilde benaderen. Ook ik stemde tegen, want ik vond de redenering van de motie veel te simplistisch. Maar Quintijn had natuurlijk gewoon gelijk. Die wereldbevolking kan niet maar steeds probleemloos blijven doorgroeien. Dus, wat nu? Wanneer moet het écht stoppen?
Het antwoord van de ‘ecologische voetafdruk’ is dat het allang had moeten stoppen. Sinds de jaren 70 gebruikt de mensheid meer hulpbronnen en biologische capaciteit dan er op een duurzame manier beschikbaar zijn. We overvragen de natuur, en maken die daarmee kapot. Volgens de schattingen vragen we nu ongeveer 1,3 keer teveel van de aarde.
De ecologische voetafdruk vermeldt niet hoe lang die situatie houdbaar is. En de methode geeft ook geen antwoord op de vraag hoeveel mensen de aarde dan eigenlijk kan verdragen. In de jaren zeventig waren mensen gemiddeld een stuk minder welvarend dan nu, dus consumeerden minder, maar de technologie was aanzienlijk inefficiënter. Voor een gelijk welvaartsniveau waren toen dus meer energie en grondstoffen nodig. De ‘impact’ van 4 miljard mensen in 1970 is dus anders dan de impact van hetzelfde aantal mensen in 2040.
Een formule die in deze discussie veel wordt gehanteerd is I=PAT. Het leest Impact = Population x Affluence x Technology, ofwel: de milieudruk is de omvang van de (wereld)bevolking maal het welvaartsniveau maal de (let wel) inefficiëntie van de technologie. De P en de A zijn almaar blijven groeien sinds we erover zijn gaan nadenken. Alleen de T is gedaald: onze auto’s (Hummers uitgezonderd) rijden zuiniger dan vroeger, elektrische apparaten verslinden minder, etcetera. Maar we hebben wel meer auto’s en meer elektrische apparaten dan ooit tevoren.
Wat gaat de P doen? Lange tijd heeft men volgehouden dat we, ergens tussen 2050 en 2080, bij 9 à 10 miljard mensen zouden pieken en daarna heel rustig aan de wereldbevolking zal afnemen. Het is onzeker of dat gebeuren zal.
En de T? Er leeft onder de meeste politieke gezindten bijzonder veel optimisme dat juist de technologische efficiëntie zal zorgen dat de milieudruk niet uit de klauwen loopt. Velen geloven in een soort automatische correctie: als er zich milieuproblemen voordoen, ontstaat er maatschappelijke reuring en doen we er wat aan. Anderen, zoals ik, zien dat natuur en milieu doorlopend verschralen. Die fantastische technologische oplossingen zijn keer op keer ’too little and too late’ om te voorkomen dat er stukken waardevolle natuur verloren gaan, onze menselijke sporen intussen elke hectare land en kubieke meter atmosfeer hebben bereikt, en de leefgebieden van vele volkeren onder hun ogen onleefbaar worden.
Ik zou mijn lezers onderschatten als ik ook nog eens de ontwikkeling van de A zou gaan voorkauwen. Wat ik liever doe, is het simplisme dat steeds maar weer de kop op steekt als deze ‘IPAT’-discussie wordt gevoerd (meestal zonder ‘IPAT’ te noemen, gelukkig), te bestrijden. Het onderbelichte punt is namelijk dat de factoren P, A en T onderling afhankelijk zijn. Er zit misschien een krappe factor tien rek in, maar het huidige welvaarts- en technologieniveau is niet denkbaar zonder die miljarden mensen. Afgezien van het ‘voetvolk’ (eerbied komt wel weer in mijn volgende blog) draaien honderden miljoenen mensen mee in een ongelooflijk grote en complexe maatschappij die zorgen dat wij vernuftige en zuinige auto’s hebben, en iPads waarmee we snel kunnen communiceren en efficiënt nieuwe en betere technologieën ontwikkelen, en voedselproductiesystemen die zorgen dat er steeds weer te eten is (in de ontwikkelde landen).
Tegelijk hebben we die vernuftige technologie nodig om deze wereldbevolking in stand te houden. Teruggaan naar een geromantiseerde oertijd, waarin we heel weinig heetten te gebruiken, kan niet. Mensen hadden enorme leefgebieden, niet alléén omdat er veel minder mensen waren, maar ook omdat die vele hectares nodig waren om ze van bijeengejaagd en -verzameld voedsel te voorzien. En voor het stoken van een fikkie om één gezinnetje warm te houden, heb je best veel brandhout nodig.
Wat is de moraal van dit verhaal? Eenieder die claimt dat we met “veel minder mensen” zouden moeten zijn, of “veel minder moeten consumeren”, of gewoon nog “veel meer technologische ontwikkeling” moeten stimuleren, heeft het juist én verkeerd. Het moet alledrie met (ruime) mate. En daar is zeer nauwgezet beleid voor nodig, dat van A tot Z rekening houdt met de verwikkeling van de IPAT-factoren. Maar het meeste nog moet men zich realiseren dat de formule IPAT alle kanten op kan, en dat de aarde flexibel is, en allerlei uitkomsten van I (de milieudruk) aankan. Hoe meer men het echter uit de klauwen laat lopen, hoe meer we met de botte bijl aan het hakken zijn in het mooie, onmisbare aardse landschap dat maar één keer bestaat, en bij uitsterven niet meer terugkomt.
Geef een reactie