In de Volkskrant van 27 augustus jl. ging Diederik Samsom, kamerlid voor de Partij van de Arbeid, in op de kort daarvoor gepubliceerde ‘groeibrief’ van minister Brinkhorst. In deze groeibrief kondigt de minister maatregelen aan om een “welvarend en solidair Nederland voor de lange termijn zeker te stellen”. Waar minister Brinkhorst voor een flexibeler en vitaler economie pleitte om beter te kunnen concurreren met andere landen, zet Samsom vraagtekens bij het belang van economische groei om de kwaliteit van de samenleving te waarborgen. Sterker nog, Samsom constateert een omgekeerde relatie:
“Het CPB, ressorterend onder Brinkhorst, zette onlangs de gevolgen van diverse wereldwijde groeiscenario’s op een rij. In het scenario waarin de globalisering vooral vrijhandel en minder overheidsingrijpen betekent, zal de wereld er na een jaarlijkse groei van 3% heel anders uitzien. Een greep uit de gevolgen: [genoemd worden klimaatverandering, uitsterving, verdroging en vernatting en instabiliteit door stijgende vraag naar fossiele brandstoffen]. […] Het leidt geen enkele twijfel dat juist deze ontwikkelingen van grote invloed zullen zijn op de ‘kwaliteit van de samenleving’ die Brinkhorst zo dierbaar is en waarvoor hij de economische groei wil opzwepen.”
In een reactie op het artikel van Samsom houdt minister Brinkhorst voet bij stuk en beweert temeer dat economische groei nodig is om milieubeleid te kunnen betalen.
Brinkhorsts slotzin luidt:
“Anders dan Diederik Samsom huldig ik geen Malthusiaans doemdenken over de gevolgen van economische groei, maar zie juist dat economische groei essentieel is om de mondiale, Europese en nationale uitdagingen aan te pakken.”
In dit debat komt mooi het paradoxale karakter van economische groei naar voren. Enerzijds is er het kostbare milieubeleid, waarvan de financiering afhankelijk is van economische groei, anderzijds lijkt groei ten koste te gaan van het milieu en dient als gevolg te worden beperkt. Het één lijkt het ander uit te sluiten, terwijl beide opvattingen als aannemelijk overkomen. Simplistisch benaderd is het volgende een oplossing: vermijd economische groei, dan zijn er ook geen milieuproblemen. Zonder milieuproblemen geen milieukosten, zodat er ook geen economische groei nodig is. De crisis lijkt dan in de kiem gesmoord. Voor het verwezenlijken deze visie ontbreekt echter het draagvlak in de maatschappij, want absolute economische stilstand lijdt onherroepelijk tot stagnatie. We zoeken dus even verder.
Wanneer er twee schijnbaar juiste opvattingen elkaar tegenspreken, is er ergens iets mis. De vraag is dan: zijn de beweringen wel juist? Is het wel zo dat economische groei, van de omvang die door Brinkhorst wordt aangemoedigd, milieuproblemen veroorzaakt? Het model van het CPB geeft aan van wel. Ook een blik op de huidige toestand van het milieu doet vermoeden dat dit klopt. Harde uitspraken kan men er niet over doen, maar zowat alles wijst erop dat de menselijke groeizucht tot zover een breed scala aan ongewenste gevolgen voor het milieu heeft veroorzaakt.
Klopt het dan wel dat milieubeleid geld kost? In het huidige systeem is dat inderdaad zo. Hybride auto’s kosten meer dan normale auto’s en het netjes verwerken van schadelijk afval uit de industrie is duurder dan dumpen in de sloot. De oorzaken hiervan zijn technologisch en fysiek: duurzame technologie kost meer, omdat er vaak dure materialen of productieprocessen voor nodig zijn; afvalnormen schrijven voor dat schadelijke stoffen moeten worden verwerkt, vervoerd en opgeslagen, in plaats van over de schutting mogen worden gegooid.
Dit kostenplaatje is echter geheel niet representatief voor de werkelijke materiaalkosten en productiekosten die er in feite worden gemaakt. Niet-duurzame technologie doet namelijk een flink beroep op de natuur, de vervuiling uit de chemische industrie belast bijvoorbeeld de bodem en het grondwater. Vroeg of laat zullen wij hiervan hinder ondervinden, namelijk dat de bodem en het grondwater intensieve zuivering moeten ondergaan – en dat kost veel geld.
Is dumpen in de sloot dan werkelijk goedkoper? Op de korte termijn wel. Bovendien zijn de producenten van de vervuilende stoffen niet de hoofdverantwoordelijken die de rommel later moeten opruimen, maar de overheid (lees: belastingbetaler) draait er voor op – als de schade al wordt hersteld. Intussen weet de producent de kosten van de externe effecten uit de vraagprijs te houden en zo zijn omzet te maximaliseren.
De burger zit ermee opgescheept. Hij betaalt te weinig voor milieubelastende producten, en te veel belasting. Aan de belastingaanslag kan de burger niet zien waar het geld voor wordt gebruikt. Er is dus geen prikkel om minder te consumeren, maar wel om te mopperen op de politici die kostbaar milieubeleid verdedigen. Onderwijl spreken politici elkaar tegen over de baten van economische groei. Dit laat de burger achter met een onverschillig en machteloos gevoel en motiveert niet om bewust met de kwestie om te springen. De beleidmakers gaan immers: aan de hoofdzaak voorbij: het gaat niet om het goede of slechte van economische groei, maar de mate waarin externe effecten worden doorberekend in de prijs.
De rol die de overheid kan vervullen om deze ongewenste situatie ongedaan te maken, is dus om een leidende rol te spelen in de totstandkoming van realistische prijzen van al wat invloed heeft op het milieu. Milieuonvriendelijke keuzes zijn zo niet langer goedkoper maar alleen maar nadelig wegens een slecht imago van het bedrijf. Ook een intensieve voorlichting en aanmoediging aan de burger is nodig, zodat deze weet wat de consequenties zijn van de productie en het gebruik van een artikel, en dat ook in de portemonnee merkt. Het is immers belachelijk dat een vliegreis naar Londen maar negen euro kost: de vrije markt beweegt zich momenteel te vrij van ons milieu en dat gaat ons ooit ernstig opbreken.
Voor de transitie naar een duurzame maatschappij is dus een duidelijk aanwezige overheid nodig, die met helder en realistisch milieubeleid economische groei vanzelf in de hand houdt. Van doemdenken is overigens geen sprake. Wat is er tenslotte mooier dan een schone, duurzame (en lange) toekomst?
Geef een reactie