De bio-economie: een economie die draait op planten. Na twee eeuwen onafgebroken groei van onze olieconsumptie is dat een zinvol streven. De ruime beschikbaarheid van olie heeft ons echter doen wennen aan een maatschappij die enorme hoeveelheden energie vereist en daar nauwelijks van kan afkicken. De bio-economie heeft dus een lastige erfenis van zich af te schudden. Bas Eickhout en ik schreven er een boekje over.
De erfenis van het olietijdperk
We gebruiken olie voor zo’n beetje alles: onze mobiliteit en energievoorziening, als grondstof voor plastics, voor kunstmest en allerlei andere chemicaliën. Maar olievoorraden slinken en worden moeilijker om aan te boren. Zo wordt onze belangrijkste energiebron steeds duurder, wispelturiger en vervuilender.
Een alternatief waar vol op wordt ingezet is de bio-economie: een economie gebaseerd op het gebruik van op biologische grondstoffen (biomassa) in plaats van fossiele. Met zo’n bio-based economy is het probleem van de eindige olie verholpen en is bovendien – in theorie – een klimaatneutrale grondstoffenbron voorhanden.
Maar doordat we gewend zijn zoveel energie te verbruiken, wordt biomassa nu ook al voornamelijk ingezet om aan de energiehonger te voldoen. Zo stoken we veel waardevolle biomassa bij in kolencentrales. Juist bij energietoepassingen is de klimaatwinst het meest onzeker, en kunnen andere negatieve effecten optreden, zoals teloorgang van biodiversiteit en ecosysteemdiensten. Want ook al is biomassa een ‘hernieuwbare’ grondstof, het is geen oneindige grondstof.
Op sociaal-economisch vlak kent de bio-based economy een gemengd beeld: er zijn ondernemers en arbeiders die de vruchten plukken van de grotere vraag naar biomassa, maar we zien ook de omstandigheden van de allerarmsten en van kleine boeren verergeren. De toenemende vraag naar biomassa creëert een run op productieve grond, waarbij grote investeerders het winnen van lokale spelers. Dat valt te betreuren, want ‘decentrale’ productie – midden- en kleinbedrijven die regionaal opereren en binding hebben met de omgeving – vormt de sleutel tot een duurzame bio-economie.
Meer waarde uit biomassa
‘Hoogwaardige’ toepassingen zoals verf en medicijnen maken beter gebruik van de chemische componenten van biomassa. Momenteel wordt slechts een fractie van de veelheid aan plantenstoffen die in de natuur voorkomen, ingezet voor economische doeleinden. Laagwaardig gebruik betekent dat de biomassa wordt gebruikt om te verbranden of, iets beter, te dienen als krantenpapier of verpakkingsplastic. Planten hebben echter zoveel meer te bieden. Denk aan de enzymen, oliën en suikers die kunnen worden aangewend voor de ontwikkeling van farmaceutische producten, voedingsstoffen, cosmetica. Dat is een kant van de bio-economie waar muziek in zit. De uiteindelijke reststromen van die bio-economie kunnen dan dienen als biobrandstof voor het transport waar geen ‘low-carbon‘ alternatieven beschikbaar voor zijn, zoals grootscheeps vrachtvervoer. Veel andere transportbewegingen, zoals automobiliteit, kunnen beter op elektriciteit uit zonne- en windenergie.
Consument en producent
Wat zijn goede materiaalkeuzes vanuit het perspectief van de consument? Burgers verwachten dat overheid en bedrijfsleven samen zorgen dat producten en verpakkingen zuiniger worden en van goede herkomst zijn. Maar er bestaan onder consumenten uiteenlopende visies op de vraag waar de balans tussen economische en ecologische baten moet worden gelegd. Ook verschillen meningen over hoe groot de verantwoordelijkheid is van de consument om te kiezen voor duurzamer varianten van producten. Tot slot is het, met de wildgroei aan keurmerken en groene marketing, niet eenvoudig om qua duurzaamheid het kaf van het koren te scheiden als alledaags koper.
Gegeven deze onbeslechte maar beslissende rol van consumenten, is het lastig dat zij nog geen sterk gevoel hebben bij het begrip ‘bio-based’. Het lijkt nog ver van het bed van de consument te staan. Het onderwerp ‘biobrandstoffen’ leeft meer: deze hebben immers een maatschappelijk debat in gang gezet over voedselprijzen, landonteigeningen en ontbossing. De dominante rol van energie straalt negatief af op het overkoepelende begrip bio-based economy. Bedrijven die actief zijn in de bio-economie ervaren dit als belemmering voor het succes van hun producten. De manier waarop bio-based innovaties het beste kunnen worden uitgelegd, is voor veel pioniers een onbeantwoorde vraag. Producten met eigenschappen die afwijken van het oude alternatief vereisen soms enige gewenning of veroorzaken verwarring.
Bioplastics
‘Bioplastic’, bijvoorbeeld, kan verwijzen naar een goed afbreekbare plastic zoals PLA (polymelkzuur), maar ook naar een conventioneel, niet-afbreekbaar plastictype dat vervaardigd is uit biologische grondstoffen. Intussen wekt ‘bioplastic’ mogelijk de indruk dat de verpakking in het milieu kan worden achtergelaten en daar afbreekt. Zelfs officieel bio-afbreekbare plastics blijven echter nog maanden intact voordat ze onschadelijk zijn. Daarbij is het ongelukkig om een wegwerpcultuur aan te moedigen, terwijl het terugnemen en recyclen van materiaal zo belangrijk is.
Het is aan de producenten en brancheverenigingen om verdere ‘groene’ ambities, zoals een klimaatneutrale of ecologische productieketen, adequaat in de uitstraling van het product en het bedrijf op te nemen. Producenten en retailers merken tegenwoordig dat afnemers en consumenten graag willen weten waar het product vervaardigd is, en rekenen dan op een goed verhaal. Betrokkenheid en herkenbaarheid zijn in opkomst ten opzichte van de oude wetmatigheid van onpersoonlijke, industriële massaproductie.
De bio-economie in Nederland
Nederland heeft veel ingrediënten die nuttig zijn om koploper te worden in de bio-economie: goede logistiek, innovatieve chemie- en biotechnologiebedrijven en een sterke landbouwtraditie. Om een duurzame bio-economie te realiseren, zullen echter oude prikkels moeten worden weggenomen en nieuwe worden geïntroduceerd. In het boekje ‘De bio-based economy: Groene uitdaging voor oude en nieuwe industrie’ gaan we uitgebreid in op de vraagstukken omtrent de bio-economie en worden er aanbevelingen gegeven om ons prille plantaardige leven te beteren.