De kwesties die de 21e eeuw, althans de eerste helft, zullen domineren hebben zich uitgekristalliseerd en zijn sterk met elkaar verweven. Je kent ze wel: klimaatverandering, voedselvoorziening, het opraken van fossiele en andere hulpbronnen en de inrichting van economische ontwikkeling. Ze staan al bekend als de vier crises, waarvan we nog maar net het begin hebben gezien. (Of, met een beetje ironie: het is nog maar het ‘topje van de ijsberg’.) Desondanks ontbreekt het grote plaatje bij een overdonderende meerderheid van de wereldbevolking. Zelfs linkse en groene partijen ontberen een sterk verhaal. We zijn toe aan een alternatief paradigma voor (neoliberale) economische groei en een radicale uitbreiding van het begrip ‘mensenrechten’.
Wat gebeurt er als er van een volk rechten worden afgepakt waarmee hun primaire levensbehoeften in het geding komen? Protesten. Radicalisering. Terrorisme, misschien. Doe er nog een snufje etnisch conflict bij en je hebt een Gaza, Soedan of Kenia. Extreem beperkte bewegingsvrijheid en grote voedselschaarste komen vooral in Afrika en het Midden-Oosten voor. In Afrika neemt de honger toe en de rijkdom af, al tientallen jaren lang. In Azië komt de groei wel redelijk ten goede aan de bevolking, maar tekorten zijn er nog steeds, democratie nog steeds niet, en de groei gaat ten koste van mens en natuur over de hele niet-westerse wereld. In Zuid-Amerika is de hoop op groei groot maar gaat deze ten koste van democratie (Venezuela, Bolivia), van savanne en regenwoud (Brazilië), of blijft geheel uit (Argentinië). En de armoede blijft.
De ernstigste oorzaken kennen we allemaal en veroordelen we allemaal (hoewel vaak veel te slap). Zimbabwe, Birma en Noord-Korea worden geteisterd door dictatoriale bewinden. De conflicten in Gaza, Soedan en Kenia (to name a few) zijn al genoemd. Mensenrechtenorganisaties zitten er bovenop en verrichten er goed, maar helaas altijd veel te weinig, werk. Bovendien hebben wereldwijde inspanningen voor mensenrechtenbescherming doorgaans slechts betrekking op de meest ernstige schendingen van persoonlijke vrijheid en levenskwaliteit. Hoe terecht het ook is dat er organisaties zijn – Amnesty International, Human Rights Watch – die zich specifiek voor deze zaken inspannen, strekken mensenrechten veel verder dan de zojuist genoemde excessen. In de Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens uit 1948 staat dat alle mensen “vrij en gelijk in waardigheid en rechten worden geboren” en recht hebben op een degelijke levensstandaard en verwezenlijking van “economische, sociale en culturele rechten, die onmisbaar zijn voor zijn waardigheid en voor de vrije ontplooiing van zijn persoonlijkheid”. Met andere woorden, iedereen mag in gelijke mate aanspraak maken op de bronnen voor levensonderhoud en zelfontplooiing. In hoeveel landen ter wereld is dat nu werkelijk en volledig het geval?
Armoede- en hongerbestrijding worden los gezien van de mensenrechtenbeweging. Ze zijn echter, om te beginnen, vergelijkbaar in omvang (enorm) en doeltreffendheid (zeer matig). Links roept vaak op om de zelfopgelegde, maar door de meeste landen nooit bereikte, 0,7% van het nationaal inkomen daadwerkelijk naar ontwikkelingslanden te sturen. Hoewel het beter is dan wat er nu gebeurt, is dat niet de oplossing. Het gaat geregeld mis omdat de ontvangende landen geplaagd worden door corruptie. Het is moeilijk te bereiken omdat “gewoon meer geld sturen” niet een erg krachtig argument is – het bedrag is uiteindelijk willekeurig. Maar de maatregel schiet vooral tekort omdat het niks wezenlijk verandert. Het geeft een volk niet meer zeggenschap over hulpbronnen, maatschappelijke verhoudingen en identiteit.
Wat voedsel betreft is ‘voedselzekerheid’ een vergelijkbaar idee. Vanuit de gedachte dat iedereen te eten moet hebben, heeft men zich gericht op maatregelen die moeten zorgen dat er voedsel komt waar er een gebrek is. Voedsel dat wordt gedropt in crisisgebieden, maar ook ‘gedumpt’ voedsel dat in het westen teveel is door landbouw- en exportsubsidies alhier, worden gezien als maatregelen die daar toe bijdragen. En om voedselproductie en koopkracht te stimuleren is meer liberalisatie en vrijhandel altijd het antwoord. In het vorige nummer van OverDwars beschreef ik al wat daar misgaat. Het beleid om de voedselvoorziening volledig in handen te geven van private ondernemingen wordt nu overal ter wereld gevoeld door zowel de plattelandsbevolking, die nog steeds grotendeels met landbouw is verweven, als de armere delen van de stadsbevolking.
Wat is de positie van GroenLinks hierin? In de concepttekst voor het verkiezingsprogramma van GroenLinks Europa is het volgende te lezen: “Export van landbouwproducten mag er niet toe leiden dat kleine boeren de speelbal worden van voedsel-multinationals. Europa moet bevorderen dat boeren in ontwikkelingslanden zich verenigen in coöperaties. Samen kunnen zij de beste prijs bedingen voor hun producten.” Dat staat. Het zijn woorden naar mijn hart. Maar vervang het woordje ‘export’ door ‘import’ en het klopt nog steeds. Boeren en burgers in ontwikkelingslanden bevinden zich in de wurggreep van multinationals, zowel bij de kansen op de eigen markt als bij de zeggenschap over de eigen grond. En de politieke situatie in die landen is daarbij natuurlijk niet van verlichtende aard.
Een kleine schets van de situatie. Tweederde van de mondiale graan- en sojaopbrengst wordt gebruikt als veevoer. Dat aandeel zal stijgen, omdat de vleesconsumptie in 2030 waarschijnlijk is verdubbeld. De opkomende markt voor biobrandstoffen komt daar nog eens bij. Omdat de meer ontwikkelde landen voor deze consumptie zelf de grond en het water niet hebben, nestelen ze zich in arme landen. Sojabedrijven in Brazilië en Argentinië opereren slechts voor het vlees in de VS, Europa en China. Zuid-Korea koopt een miljoen hectare grond in Madagascar voor biobrandstoffen. China doet ditzelfde in Indonesië en Maleisië. Saudi-Arabië werkt zich in Soedan, Indonesië en Kazachstan. Het zijn maar een paar voorbeelden van de geliberaliseerde en geprivatiseerde (doch met overheidssteun) voedselmarkt die geen lor doet voor de armen en hongerigen waar we intussen de mond wel zo van vol hebben. (Ook zo’n ongelukkige uitdrukking.)
DWARS en GroenLinks, en groene/linkse clubs met hen, willen hier verandering in maar het ontbreekt aan een concept dat dit in één klap samenvat. We komen vaak met een rijtje maatregelen, zoals afschaffen van exportsubsidies en importheffingen, toestaan dat ontwikkelingslanden hun opkomende markten beschermen, en een weerwoord tegen de steeds verder gaande privatisering (met name door multinationals) van voedselproductie. Dat zijn goede maatregelen, maar de nadruk mag veel meer gelegd worden op elementaire mensenrechten en het afstappen van de fictie van de vrije markt. Een volk in een regio moet het recht hebben zich als zodanig te identificeren en heeft de zeggenschap over haar grond en waterbronnen. Hoe schandalig is het als volkeren worden gevangengezet tussen muren, doorsneden door opgelegde landsgrenzen, of hun land zien worden gebruikt om de Europese vleeseter of Amerikaanse SUV te voeden? Dit gebeurt dus zo’n beetje overal in de derde wereld. Boerenbewegingen en NGO’s hebben daarom het begrip ‘voedselsoevereiniteit’ geïntroduceerd. De kwesties beperken zich weliswaar niet slechts tot voedsel, maar voedsel is wel zo’n beetje de belangrijkste en meest problematische kwestie van de hele wereld. Laat boeren samenwerken om de druk van multinationals en handelsinstituties te weerstaan en geef mensen in regio’s de zeggenschap over de granen en groenten die ze telen. Handel kan daarna wel. Laten we, nu de crises zich voor de eerste keer hebben laten zien, niet gewoon doorgaan met hetzelfde gedrag dat ze alle vier heeft veroorzaakt. Food sovereignty is the new way to go!
Geplaatst in OverDWARS #1, 2009
Geef een reactie