Hoe beschermen we het ecologisch gemeengoed in de eenentwintigste eeuw? Terwijl de hedendaagse milieuproblemen nadrukkelijk grensoverstijgend zijn, worden er opnieuw grenzen getrokken, die de toegang tot hulpbronnen en welvaart van mensen met het juiste document of de juiste kredietwaardigheid beschermt, en de minder gelukkigen juist uitsluit. De term ‘milieuproblematiek’ schiet te kort voor het begrijpen van deze samenloop; het is het wereldwijde gemeengoed, of de ‘commons’, dat steeds verder onder druk staat. Dat wil zeggen dat niet alleen de ecologische basis zelf, maar ook het integere beheer, de veerkracht en de rechtvaardige verdeling ervan zijn aangetast en steeds vaker haperingen en conflicten vertonen.
Dit artikel, een sterk verkorte versie van het slothoofdstuk uit de nieuwe bundel Rood-groene politiek voor de 21e eeuw, bekijkt hoe het huidige krachtenspel tussen markt, staat en samenleving zou moeten worden veranderd om de problemen van het gemeengoed het hoofd te bieden. Welke waarden zijn belangrijk en welke maatschappelijke constellaties zouden die kunnen versterken? Dit artikel beschouwt het huidige duurzaamheidsprobleem als een conflict tussen de kapitalistische economie en een verzwakt gemeengoed. Het herpakt de commons vervolgens als een eigentijds idee dat zich als een zinvolle tegenpool van het markteconomische denken gedraagt en als ankerpunt kan functioneren voor een sterker en zelfverzekerder ‘derde sector’.
Groene groei
In het liberale milieubeleid van de afgelopen dertig jaar wordt vooral de markt aangekeken op het bereiken van duurzame vooruitgang. Ondernemingen worden in het algemeen gezien als vehikels voor werkgelegenheid, groei en duurzaamheid, en zijn om die reden het focuspunt van Nederlands en Europees publiek beleid geworden. Hoewel de groeiende commerciële aandacht voor duurzaamheid toegejuicht mag worden, is succes niet verzekerd. De mate van vergroening in een marktsamenleving hangt onverminderd af van het maatschappelijke draagvlak voor en roep om verduurzaming en de rechtvaardige verdeling van hulpbronnen. Het is maar zeer de vraag of de beloofde groei binnen te halen is in combinatie met serieuze verduurzaming. Als het alsnog aankomt op dilemma’s en verdelingsvraagstukken – en daar mogen we vanuit gaan – dan moet er een collectieve basis bestaan waarop die keuzes gemaakt kunnen worden. Sterker nog, er moet een basis bestaan waarop een nieuw welvaartsmodel kan worden gebouwd dat niet van financieel-economische groei afhankelijk is. De huidige beleidsinzet is daar echter het tegendeel van. Zo hebben het demissionaire kabinet (Rutte-Asscher) evenals de huidige en vorige Europese Commissies (Juncker, Barroso) ‘groene groei’ centraal gesteld in het duurzaamheidsbeleid. Wegens de algemene oriëntatie op groei en markten krijgen industriële en commerciële actoren alle aandacht, terwijl zij die andere maatstaven hanteren dan financieel-economische, zoals de vele initiatieven in de civiele samenleving, in de marge gedrukt worden. Hoewel de ‘derde sector’ niet ontbreekt in het publieke debat en beleid, ook niet waar het duurzaamheid betreft, vervullen maatschappelijke organisaties een ondergeschikte rol in het bereiken van maatschappelijke doelen. Dat deze organisaties de derde rang bekleden, kan al worden afgeleid uit de gehanteerde naamwoorden: ze zijn non-profit en non-gouvernementeel, ofwel een restcategorie. Het geheel aan gemeenschappelijke waarden en sturingsfilosofieën in deze sector – hoewel van doorslaggevend belang voor het bereiken van een duurzame samenleving – is daarmee ook tamelijk vaag en krachteloos geworden.
De commons: wederkerigheid en zelfbestuur
Ik pleit voor de idee van de commons als een conceptuele lens voor het benoemen van die collectieve waarden en het formuleren van nieuwe oplossingen. De commons, in het Nederlands ook wel ‘meenten’ of ‘gemeengoed’ genoemd, kwamen aan het begin al ter sprake als het slachtoffer van ’s werelds economische activiteit. Maar naast het trefzeker benoemen van de gebieden waar dezer dagen de structurele problemenplaatsvinden, accentueren ‘de commons’ ook een boeiend, (her)opkomend veld van oplossingen. De commons zijn het domein waarin een gemeenschap gezamenlijk bouwt aan kennis, hulpmiddelen en voorzieningen. Het begrip kwalificeert zich juist door die bijzondere gelaagdheid om de actualiteit opnieuw te ‘lezen’ en nieuwe politieke activiteit te inspireren. De commons zijn een ideeëngoed waaronder zich steeds meer individuen, initiatieven en gemeenschappen (die zich dan wel eens ‘commoners’ noemen) scharen om zo richting te geven aan hun overtuigingen en intenties. Huidige en historische voorbeelden laten zien dat de commons zowel praktisch als filosofisch een grote bijdrage te leveren hebben aan het duurzaamheidsdenken.
Er bestaat een grote diversiteit aan relaties tussen natuurlijke en menselijke (economische) systemen, waarbij sommige slecht uitpakken, en andere beter. Het zijn dan ook de relaties die ertoe doen. Het begrip ‘commons’ gaat bij uitstek over relaties. Een meent draait op de bijdragen van deelnemers aan de instandhouding en ontwikkeling van de resource, en is uitsluitend wat waard dóór die constructieve bijdragen. Waar de huidige markteconomie zulke, bij uitstek sociale, relaties steeds maar terugbrengt tot transacties op basis van een nauw begrepen eigenbelang, ligt bij de commons de nadruk op de gemeenschappelijkheid en wederkerigheid. En er zijn ook regels en structuren, ofwel instituties, voor nodig. Ondanks de recente historie van privatiseringen en zegevierend marktdenken bestaat er nog altijd een grote institutionele rijkdom op het gebied van de commons. Elinor Ostroms studie naar de kenmerken van goed functionerende meenten – in de zin dat de hulpbron of het goed stand houdt en de leden van de groep de kosten en baten eerlijk delen – leverde acht fameuze principes op voor het ontwerp van commons-instituties.1 Ostroms bijdrage heeft velen geïnspireerd om de commons weer serieus te nemen als een manier om gezamenlijk (natuurlijke) hulpbronnen te beheren en andere goederen te co-creëren. De hedendaagse rijkdom op het gebied van digitale communicatie zorgt bovendien voor allerlei nieuwe mogelijkheden voor beheer, samenspraak en monitoring. Online is er zelfs een geheel nieuw domein van gemeenschappelijke goederen ontstaan, waarin kennis wordt gecreëerd en gedeeld op manieren die zelf als commons te interpreteren zijn, of mensen van de kennis en middelen voorzien om gemeenschappelijke goederen te creëren of beheren.
De geregisseerde tragedie
Toch overheerst nog altijd het beeld dat de commons zwak en ‘tragisch’ zijn. Dat plaatje past het beste in actuele paradigma’s, waarin privé-eigendom en marktwerking tot de beste resultaten heten te leiden. De idee van zwakke commons is in een langdurig proces gecultiveerd en in zekere zin ook bewaarheid, door een gebrek aan ruggensteun en doorontwikkeling. Peter Barnes komt in dit opzicht met een eenvoudige (zelfs simplistische) maar zeer treffende analyse (zie figuur 1). Hij schrijft: ‘As the curtain rises, corporations are gobbling up the commons. They’re the big boys on the block, and the commons — an unorganized mélange of nature, community, and culture — is the constant loser. It has no property rights of its own, so must rely on government for protection. But government is a fickle guardian that tilts heavily toward corporations.’2 De feitelijke tragedie van de commons bestaat er, kortom, uit dat ze systematisch worden overschaduwd en verdrukt door actoren en structuren met een sterke marktoriëntatie. De commons zijn in het maatschappelijk verkeer zwak gedefinieerd en ontberen institutionele kaders, waardoor ze ons in het dagelijks verkeer ontgaan en hooguit als ‘externaliteit’ of als pool bestaan. De markteconomie is daarentegen alomtegenwoordig, fysiek en virtueel. Ze reproduceert bovendien niet alleen goederen, maar ook zichzelf. En de overheid is tegenwoordig óók sterk marktgeoriënteerd: ze draagt institutioneel bij aan de bestendiging van de markteconomie, terwijl de commons hooguit lijken te bestaan als een domein van kwetsbaarheden waaraan belastinggeld moet worden uitgegeven. Dit is de penibele situatie waarin het gemeengoed zich nu bevindt, en waar een antwoord op gevonden dient te worden.
De commons verstevigen
Recent zijn enkele publicaties verschenen die de verschillende aspecten van het brede commons-denken nadrukkelijk trachten te verenigen.3 Ze bieden een overzicht van de verschillende takken van de commons-beweging zoals open source-programmatuur, energiecoöperaties, gemeenschapsvaluta, juridische innovaties, community-supported agriculture en creative commons-licenties. Maar centraal in de commons staat toch wel het burgercollectief. Volgens historica Tine De Moor past de groeiende belangstelling voor commons en het snel stijgende aantal burgercollectieven in de tijdgeest, maar zit er ook een component van noodzaak aan. ‘Mensen lijken weer meer bereid in wederkerigheidstermen te denken; door nu iets bij te dragen kan op de lange termijn voordeel worden behaald. Desondanks liggen er waarschijnlijk meer fundamentele, langlopende processen aan de grondslag van de herontdekking van burgercollectieven dan de crisis. Het gebrek aan goede en betaalbare publieke goederen en diensten en het niet ingelost worden van de beloftes van privatisering van deze diensten is wellicht de belangrijkste reden waarom mensen zich in collectieven verbinden om zelf in bepaalde “publieke” goederen te voorzien.’4
Een andere ontwikkeling die niemand kan zijn ontgaan, is die van de ‘deeleconomie’. Netelige kwesties van definiëring en controverse daargelaten, is er sprake van de opkomst van economieën en transacties die voorheen niet of beperkt mogelijk waren. Dankzij het web en de smartphone is het tegenwoordig heel eenvoudig om tijdelijk onbenutte apparaten en voorwerpen uit te lenen of te verhuren als particulieren onderling. Zij vergemakkelijken de economieën van korte ketens en op het web aangesloten peers door te voorzien in gezamenlijke boekhoudingen, lokaal gecreëerd krediet, regionale marktplaatsen, betaalmiddelen met een regionale identiteit en valuta met ingeprogrammeerde spelregels die duurzaamheid en sociale waarde versterken.5
Het is natuurlijk niet alles goud wat er blinkt. De romantische voorvechters van de deeleconomie zijn een illusie armer sinds de meest voorname deelplatforms, zoals AirBnB en UberPop, net zo kapitalistisch zijn als de oude industrie. Deel- en ruilplatforms die de commerciële schaalsprong niet maken, staan er per saldo vaak zwakker voor (door een tekort aan bijvoorbeeld professionaliteit van de organisatoren, loyaliteit van de gebruikers, of simpelweg geld). De verzuchting dat er blijkbaar niks anders opzit dan meebewegen met het kapitaal zal in veel idealistische zaaltjes hebben geklonken. Maar op diverse plekken in Zuid-Europa, waar de crisis nog iets harder is aangekomen dan in onze contreien, leveren activisten bewijs van het tegendeel. Door de innovaties in de deeleconomie en rondom regionale betaalcircuits te combineren met het gedachtengoed van de commons, geven ze richting aan de wildgroei van initiatiefjes en disrupties, en leveren politieke strijd voor de rechtspositie van kwetsbare, onbemiddelde of stemloze groepen.
Speelveld
Het begin van dit hoofdstuk omschreef de zwakke omlijning van de commons, en de overschaduwing ervan door marktstructuren en –denken, als de feitelijke ‘tragedie’ van de meent. De overheid kan het verschil maken door het speelveld gelijk te maken: het toekennen van rechten en gunsten aan de commons zoals ze die nu het bedrijfsleven toekent (zie figuur 2). Niet door er verantwoordelijkheden op af te schuiven en er het incasseringsvermogen van aan te spreken, maar door deze sector het primaat te geven, zodat nieuw beleid in eerste instantie op effecten op de commons wordt geëvalueerd, en daarna pas op zijn impact op de markt. Onderdeel van deze transitie is het versterken van de interne logica van de commons-sector met een eigen taalgebruik, methodiek en instrumentarium.
Het volledige hoofdstuk in de bundel Rood-groene politiek voor de 21e eeuw doet enkele bescheiden aanzetten tot een politiek die voortborduurt op de basislogica van de commons. De daar voorgestelde route naar een nieuw welvaartsmodel is niet de makkelijkste, maar naar mijn overtuiging onmisbaar om uiteindelijk het gemeengoed te behouden en versterken.
De bundel Rood-groene politiek voor de 21e eeuw. Een pact voor en door generaties verschijnt onder redactie van Heleen de Coninck, Menno Hurenkamp, Lieke Melsen en Hans Opschoor bij Uitgeverij Van Gennep. Met verder bijdragen van Rudy Rabbinge, Henk van Latesteijn, Jan Pronk, Wijnand Duyvendak, Daniëlla Dam-de Jong, Ton van der Zon, Hans Dagevos, Jan Erik Keman, Albert Faber, Herman Vollebergh, Wokje Abrahamse, Linda Steg, Maarten van Poelgeest, Joyeeta Gupta, Jozef Keulartz, Bernice Bovenkerk en Socrates Schouten.
Deze bewerking werd eerder gepubliceerd op de website van Bureau de Helling.
1. Ostrom E. (1990) Governing the commons. The evolution of institutions for collective action. Cambridge: Cambridge University Press.
2. Barnes P. (2006) Capitalism 3.0. A guide to reclaiming the commons. San Francisco: Berrett-Koehler Publishers.
3. Zie bijvoorbeeld Bollier, D. & S. Helfrich (eds.) (2015) Patterns of Commoning. The Commons Strategies Group; D’Alisa, G., F. Demaria & G. Kallis (2016) Ontgroei. Een vocabulaire voor een nieuw tijdperk. Vert. J. Matthieu & J. Mertens. Utrecht: Jan van Arkel.
4. De Moor, T. (2013) ‘De herontdekking van het collectief,’ sampol nr. 4, p. 32.
5. Verder lezen: Bollier, D. & P. Conaty (2015) Democratic money and capital for the commons, www.commonsstrategies.org; Lietaer, B., A. Snick & E. Kampers (2014) Maak je buurt uitmuntend! Handboek gemeenschapsmunten voor lokale besturen en organisaties, www.stedenbeleid.vlaanderen.be; Community Currency Knowledge Gateway, www.community-currency.info.